Op deze pagina kun je verzonden mailings teruglezen, zodat je weet waar je aan begint voor je je inschrijft op de mailinglist.
Om je in te schrijven op de mailinglist, of je inschrijving aan te passen, kun je hier klikken.

Datum verzonden : 9/20/2005 2:04:25 PM

Ondergedoken

Is het ‘echte Afrika’ begonnen? Anderhalve maand zonder internet, geen nieuws uit Nederland, en eindelijk hebben we onze ouders ongerust gekregen door niks van ons te laten horen.

‘Nou, wat doen we, links of rechtdoor?’
We staan op een splitsing, kijken voor de zoveelste keer op de kaart, hoewel we zo langzamerhand wel weten wat er op staat: een mooie rode lijn die richting Malawi kronkelt, door de bergen, ‘scenic beauty’, een kloof: klinkt goed. Maar linksaf is er een dunnere lijn, driehonderd kilometer tussen bergen en moeras, langs de spoorweg, kleine dorpjes. Na die driehonderd kilometer is er een lijntjesloos gat van een kilometer of vijftig tussen het laatste dorp en een middelgroot stadje. We kunnen ons niet voorstellen dat er geen fiets- of voetpaadje is, als er ergens een grotere plaats is lopen er meestal van alle kanten wel paden naar toe.

We wegen de voor- en nadelen tegen elkaar af. Rechtdoor: makkelijker, zekerder, sneller, mooi. Linksaf: spannender, zwaarder, waarschijnlijk langzamer, maar we houden er vast indrukwekkendere herinneringen aan over. Links wordt het.

Mooi! De eerste dag zijn we nog tevreden met onze keuze, en Ifakara, 90 km verder, blijkt een leuk stadje. We hebben er een rustdag, bekijken onze tseetseevliegenbeten, die hier zeer zelden de gevreesde slaapziekte veroorzaken maar wel voor ontstekende wondjes zorgen, en vertrekken dan over de inderdaad schitterende onverharde weg langs het spoor.
Anderhalve dag later zitten we in de berm. Alweer een moeilijke beslissing: de tseetseebeet op Wiesjes knie is wat heftiger gaan ontsteken dan de andere beten. Waarschijnlijk is er hierdoor iets afgekneld, en nu is haar been opgezwollen is van knie tot enkel. Anderhalve dag terug is een klein ziekenhuis. Een paar honderd kilometer heen ook. Natuurlijk fietsen we liever heen, maar dagen doorfietsen met zo’n been is misschien nogal dom.

We fietsen 5 km terug naar het laatste dorpje, en vragen hoe vaak er vervoer is terug naar Ifakara. "Er is een keer per dag een auto, maar die gaat ’s ochtends." Maar er is natuurlijk ook een keer per dag een trein. Leuker en comfortabeler, lijkt ons. Wel lastig om de juiste tijd te achterhalen, want in Tanzania gebruikt men Swahili-tijd: om 6 uur ’s ochtends beginnen ze te tellen, en om 6 uur ’s avonds beginnen ze overnieuw. Een uur ’s avonds ‘Swahilitime’ is dus 19:00 uur ‘English time’, en even denken we dat de trein zo laat gaat, maar na doorvragen blijkt het toch andersom te zijn. Een uur ’s nachts voor ons, zeven uur ’s avonds in Tanzania. We doden de tijd met schaken en cola drinken, en worden door een jonge agrarisch adviseur ongerust gemaakt over het bagagebeleid van de trein. Bij de fietsen zitten is uitgesloten, en veiligheid is slecht, zegt hij.
Dan vertelt de vrouw van het cafe dat er ook een bevoorradingstruck vanavond terugrijdt naar Ifakara. We hebben gehoord dat de trein er 6 uur over doet, en dat lijkt ons, naast de slechte fietsveiligheid, ook wat lang voor 120 km, dus we gokken op de auto. Die komt tegen de schemering. Mooi lege laadbak, we tillen de fietsen er opgeladen op, en maken ons op voor een uurtje of 2 terughobbelen.
Het loopt iets anders. Er komt 32 zakken met 150 kg rijst bij, erg veel kratjes lege flessen, en behoorlijk wat mensen, en eigenlijk passen onze fietsen er niet meer bij. ‘Dan binden we ze toch buitenop?’ Eh, nee. Men lacht ons uit om hoe voorzichtig we met onze dierbare vriendjes zijn, maar gelukkig worden ze uiteindelijk goed behandeld.
Dat de weg slecht is weten we natuurlijk al, dat een flinke truck er zoveel moeite mee zou hebben hadden we niet verwacht. We doen ruim 7 uur over de 120 km, net iets sneller dan we er met de fiets over gedaan hebben.
Er volgt een week met ziekenhuisbezoek, antibioticaslikken, schaken en dammen op de kamer, poolen in het cafe aan de andere kant van de straat en heel veel rust. Dan vertrekken we voor de tweede keer uit Ifakara, weer met de fiets. Eerst waren we van plan weer met auto of trein tot ons verste punt terug te gaan, maar dat willen we onze fietsen niet aan doen.
Drie dagen later zijn we in Taveta, het dorp waar volgens onze kaart de weg ophoudt. Op aanwijzingen met veel voor ons onbegrijpelijk gemaar en probleemwaarschuwingen komen we nog een paar kilometer verder over een heel smal paadje, dan vragen we de weg aan een oude man.

“Lupembe?” Hij trekt zijn wenkbrauwen op. Ons Swahili is niet goed genoeg de rest van zijn antwoord te begrijpen. Hij gebaart ons mee te komen naar een jongere man, die later zijn broer of zijn zoon blijkt te zijn. Met ons kleine woordenboekje en handen en voeten leggen ze uit dat er wel een pad is, maar dat het heel moeilijk is, onder andere door een klimplant waarvan de ‘peulvruchten’ nu rijp zijn. Op die vruchten groeien kleine haartjes, die bij aanraking loslaten en brandnetelachtige jeuk veroorzaken. Klein beetje is niet erg, heel veel is niet te harden. We trekken onze regenjassen aan, lange broeken die we in onze sokken stoppen, en zeggen dat we het toch willen proberen.

Erhard, zoals de jonge man blijkt te heten, wijst ons de weg. Het is inderdaad een steil en smal pad, en bij 30 graden in regenjas en lange broek je fiets omhoogduwen terwijl je tassen steeds in de struiken blijven hangen, is een zweterig werkje. Erhard helpt duwen, lacht veel, schreeuwt geholpen door de bergecho een kort antwoord naar zijn vrouw die van een kilometer ver vraagt waar hij is. Dan zegt hij: “Hier moet je rechtsaf”. Onbegrijpend kijken van hem naar rechts, dan weer naar hem. Is hier een pad? We zien alleen metershoog gras, vol met bovengenoemde klimplant. Robert gaat lopend zonder fiets even op onderzoek uit, terwijl Erhard Wiesje uitlegt dat over een tijdje als de klimplant dood is ze het pad ‘schoonbranden’ van het hoge gras.
Na een kwartier is Robert terug, en hij kijkt niet blij. “Ik verdwaalde al bijna op de weg terug”

Het begint te schemeren, en we staan weer voor een moeilijke beslissing. Er zijn drie keuzes:
1. Stug doorlopen. Maar het pad is bijna niet ter herkennen, het duwen van de fietsen zou erg zwaar zijn. Of er onderweg water is te vinden is onzeker, en het is een km of 50, wat ons lopend en duwend wel eens twee of drie dagen zou kunnen kosten. Als we tenminste in een keer de goede weg nemen.
2. Terugfietsen naar Ifakara en de splitsing waar we 12 dagen geleden voor linksaf gekozen hebben, en dan over de grote weg richting Malawi. Dat betekent ruim een week hard doorfietsen om een kilometer of 60 verder te komen, voor een deel over de weg die we nu al twee keer gefietst hebben.
3. Terug naar waar we vanochtend waren, dan de trein pakken die door de bergen kronkelt richting grote weg. En dat is natuurlijk vals spelen, maar optie 1 lijkt ons niet slim, in optie 2 hebben we allebei echt geen zin, dus we kiezen voor de trein. Erhard vind het ook een goede beslissing, en helpt ons terug naar beneden, naar zijn huis en vrouw. Naast hun modderhut zetten we in 5 minuten onze in deze omgeving wel erg futuristisch ogende tent op, en nog een paar minuten later hebben we onze brullende brander aan, waar we onze glimmende strakke pan opzetten. Ja, hier schamen we ons voor onze dure spullen, want ookal is het vergeleken met het leven in Nederland misschien primitief, we zijn beter uitgerust dan de mensen die hier wonen. Constanzia, Erhards vrouw, hakt hoogzwanger als ze is hout voor haar kookvuur, en ze koken bananen als avondmaal. We geven ze van onze pasta met tomatensaus, wat ze nog nooit gegeten hebben maar best lekker vinden. Er volgt een gezellige avond rond hun vuurtje. Zeldzaam fijne mensen, die zich eindelijk eens niet verontschuldigen dat ze ons geen luxer onderdak kunnen bieden, die ons zonder schaamte hun wc wijzen, een gat in de grond met een rieten hekje dat voor wat privacy zorgt. En vooral is fijn dat ze zonder jaloezie oprechte belangstelling tonen voor ons, onze spullen, onze manier van reizen. We ‘praten’, lachen, kijken naar de sterren, en gaan met een goed gevoel naar bed. Een bijzonder, goed, welkom gevoel.

Een dag terugfietsen, een nacht met de trein, en we zitten op de grote weg. Elf dagen fietsen we achter elkaar, moe van het klungelen in de Ifakaravallei, eindelijk leggen we weer wat afstand af. En dan, we hebben er lang naar uitgekeken, zijn we in Nkhata Bay, aan Lake Malawi. Een weinig bijzonder dorpje, toch blijven we hier een week: we gaan duiken leren!

Twee dagen theorie van de zeer competente en humorvolle duikinstructreurs, spelen in het ondiepe water, en drie dagen waarop we echt ondergaan. Zoet water, dus geen haaien, geen roggen, geen koraalriffen, maar wel heel veel kleurige aquariumvisjes. Het is fantastisch! De camping waar we zitten is zo goed als we ons maar kunnen wensen, aan het meer, aardige mensen, erg lekker en betaalbaar eten. We vieren Wiesjes verjaardag, leren ’s avonds in de hangmatten ons huiswerk voor de volgende cursusdag, en praten met mensen die er ook de hele week zitten, zodat onze gesprekken weer eens wat verder gaan dan routes, lekke banden en afzetverhalen.

Een week later vertrekken we, lichamelijk en geestelijk opgeknapt, en met ons duikdiploma op zak. Nu zitten we in de hoofdstad van Malawi, Lilongwe, om ons visum voor Mozambique te regelen. Het is al half september, en Zuid Afrika komt in zicht, en daarmee het einde van onze reis. We zijn bijna door onze reservespullen heen, onze laatste ketting is al gevaarlijk aan het slijten, de een na laatste buitenband is in gebruik genomen.

Gesprekken over wat te doen bij terugkomst worden vaker en vaker gevoerd, gedachtes over cultuurshocks, vrienden, ‘heimwee’ naar Afrika (fietswee?) of het ontbreken daarvan schieten geregeld door ons heen. Maarrr& we hebben nog drie maanden, en dat is een stuk meer dan de gemiddelde vakantie in Nederland, en we gaan hard ons best doen nog volop te genieten van het binnenland van Mozambique waar we nog maar weinig van gehoord hebben, van de kust die schitterend zou moeten zijn, van het bergachtige Lesotho waar Amerikaanse peacecorpsvolunteers die er twee jaar woonden een mooie route door aangeraden hebben gekregen. En natuurlijk het veel westersere Zuid Afrika, volgens veel mensen het gevaarlijkste land van dit continent.

Iedereen natuurlijk heel hartelijk bedankt voor alle post. Een echt poste restante adres hebben we niet meer, maar misschien laten we Wiesjes ouders, die eind november naar Zuid Afrika komen, nog iets meenemen. Daarover later meer.

Sinterklaas vieren we nog in Afrika, Kerstmis misschien thuis. En dan hard op zoek naar huis en baan, wie nog iets weet voor een van ons of allebei: we houden ons aanbevolen! Utrecht of Amsterdam ofzo lijkt ons leuk, om maar iets makkelijks te noemen&

Tot in Mozambique!

Wiesje en Robert

Er staan ook weer wat nieuws fotos beschikbaar op: http://www.cyclingsouth.nl/images/photomatic/default.aspx (zie Lilongwe, Malawi)


We rijden op een Santos
Onze landkaarten kochten wij bij Landschap, Eindhoven
www.cyclingsouth.nl wordt gehost door Vevida

Deze drie bedrijven steunen onze reis, we zijn ze dankbaar!

Robert Sirre en Wiesje Korf fietsen in 15 maanden van Eindhoven naar Afrika. Met deze reis zamelen ze geld in voor een school in Masaka, Uganda. Help mee, en maak een bedrag over op gironr. 252525 t.n.v. Terre des Hommes o.v.v. Cycling South. Zie voor meer informatie www.cyclingsouth.nl/helpmee

Je krijgt deze nieuwsbrief omdat je ingeschreven staat op de mailinglist van cyclingsouth.nl. Wil je hem niet meer ontvangen, of heb je deze nieuwsbrief van iemand anders doorgestuurd gekregen en wil je juist wel op de lijst staan, ga dan naar www.cyclingsouth.nl/contact/mailinglist/ en pas je gegevens aan.